ventweg
Dutch
Etymology
Compound of venten (“to peddle, to hawk”) + weg (“road, way”).
Pronunciation
- IPA(key): /ˈvɛnt.ʋɛx/
Audio (file) - Hyphenation: vent‧weg
Noun
ventweg m (plural ventwegen, diminutive ventweggetje n)
- (Netherlands) frontage road, service road
- 2016 april 16, "Picnic bezorgwagen zakt door zijn achteras", DeStadAmersfoort.nl.
- De bezorger wilde op de Waterdreef de ventweg oprijden, maar hoorde net voor de drempel een harde klap en kwam net op de drempel tot stilstand.
- 2016 april 16, "Picnic bezorgwagen zakt door zijn achteras", DeStadAmersfoort.nl.
Synonyms
- parallelweg