achter
See also: Achter and achter-
Dutch
Etymology
From Middle Dutch achter, from Old Dutch after, from Proto-West Germanic *aftar, from Proto-Germanic *after.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈɑxtər/
audio (file) - Hyphenation: ach‧ter
- Rhymes: -ɑxtər
Preposition
achter
- behind
- De bal ligt achter de kast.
- The ball is (lying) behind the cupboard.
- De bal ligt achter de kast.
- beyond
Inflection
Pronominal adverbs of achter
preposition | achter |
---|---|
postpositional adv. | achter |
+ het (it) | erachter |
+ dit (this) | hierachter |
+ dat (that) | daarachter |
+ wat (what) | waarachter |
+ iets (something) | ergens achter |
+ niets (nothing) | nergens achter |
+ alles (everything) | overal achter |
Derived terms
- achterdek
- achtergrond
- achterhalen
- achterkasteel
- achterklap
- achterneef
- achterste
- achtertuin
- achteruitgaan
- achtervoegsel
- achtervolgen
- achterzetsel
- verachteren
- toponyms:
- Achterberg
- Achterbos
- Achterbosch
- Achterbroek
- Achterdiep
- Achterdijk
- Achter-Drempt
- Achtereind
- Achter het Klooster
- Achterhoek
- Achter-Lindt
- Achtersloot
- Achter-Thesinge
- Achter 't Hout
- Achterveld
- Achterwetering
Descendants
- Berbice Creole Dutch: atre, atri
- Negerhollands: aastu, astu, aster, na aster, naastu
- → Virgin Islands Creole: aster, asta (archaic)
- Petjo: achter
German
Pronunciation
Audio (file)
Numeral
achter
- inflection of achte:
- strong/mixed nominative masculine singular
- strong genitive/dative feminine singular
- strong genitive plural
Middle Dutch
Etymology
From Old Dutch after, from Proto-West Germanic *aftar.
Preposition
achter [+accusative or dative]
- behind
- through, past
- after (in time, order)
Alternative forms
- after (Hollandic)
Descendants
- Dutch: achter
- Limburgish: achter
Adverb
achter
- behind, at the back
- backwards
- after (in time)
Alternative forms
- after (Hollandic)
Descendants
- Dutch: achter
- Limburgish: achter
Further reading
- “achter (I)”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- “achter (II)”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- Verwijs, E.; Verdam, J. (1885–1929), “achter (I)”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN, page I
West Flemish
Etymology
From Middle Dutch achter, from Old Dutch after, from Proto-West Germanic *aftar.
Preposition
achter
- after
Derived terms
- achterjoar
- achternoene
West Frisian
Alternative forms
- after
Etymology
From Old Frisian after, efter, from Proto-West Germanic *aftar.
Preposition
achter
- behind; after