boerenjongen
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ˌbuː.rə(n)ˈjɔ.ŋən/
Audio (file) - Hyphenation: boe‧ren‧jon‧gen
Etymology
Compound of boer (“farmer”) + -en- + jongen (“boy”).
Noun
boerenjongen m (plural boerenjongens, diminutive boerenjongetje n)
- (common) farmboy, country-boy
- Bart was een echte boerenjongen, geen inwijkeling uit de stad.
- Bart was a real farmboy, no city immigrant.
- a farmer's boy, i.e. son
- an alcoholic beverage with brandy and raisins
- raisin drenched in brandy
See also
- boerenzoon
Antonyms
- stadsjongen