aan de slag
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ˌaːn də ˈslɑx/
Adjective
aan de slag (used only predicatively, not comparable)
- (hard) at work
- De vrijwilligers waren al vroeg aan de slag gegaan om alles op tijd in gereedheid te krijgen.
- The volunteers had already started working early to get everything ready in time.