aanbouwsel
Dutch
Etymology
From aanbouwen + -sel.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈaːnˌbɑu̯.səl/
Audio (file) - Hyphenation: aan‧bouw‧sel
Noun
aanbouwsel m (plural aanbouwsels, diminutive aanbouwseltje n)
- annex, extension to a building
Synonyms
- aanbouw
- aanbouwing