weduw
Dutch
Etymology
Back-formation from weduwe.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈʋeːdyu̯/
- Hyphenation: we‧duw
Noun
weduw m or f (plural weduwen, diminutive weduwtje n)
- a widowed person; a widow or widower
- 2016, Een bejaarde als huisgenoot, Nieuwsredactie
- Dit zijn voornamelijk mensen die behoefte hebben aan sociaal contact, mensen die weduw zijn of mensen die om de een of andere reden in een sociaal isolement zijn geraakt.
- These are mainly people who need social contact, people who are widowed or people who, for one reason or another, have become socially isolated.
- Dit zijn voornamelijk mensen die behoefte hebben aan sociaal contact, mensen die weduw zijn of mensen die om de een of andere reden in een sociaal isolement zijn geraakt.
- 2016, Een bejaarde als huisgenoot, Nieuwsredactie
Hyponyms
- weduwe (“widow”)
- weduwnaar (“widower”)