wederspoed
Dutch
Etymology
From Middle Dutch wederspoet. Equivalent to weder- + spoed.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈʋeːdərˌsput/
- Hyphenation: we‧der‧spoed
Noun
wederspoed m (plural wederspoeden)
- (archaic) misfortune, hardship (difficult, testing situation)
- 1628, Philips Marnix van Sint Aldegonde, "Wilhelmus van Nassouwe", (modern, redacted version), couplet 10.
- Niets doet mij meer erbarmen / in mijnen wederspoed, / dan dat men ziet verarmen / des konings landen goet;
- Synonym: tegenspoed
- 1628, Philips Marnix van Sint Aldegonde, "Wilhelmus van Nassouwe", (modern, redacted version), couplet 10.
Derived terms
- wederspoedig