vlucht
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /vlʏxt/
audio (file) - Hyphenation: vlucht
- Rhymes: -ʏxt
Etymology 1
From Middle Dutch vlucht, from Old Dutch *fluht, from Proto-West Germanic *fluhti.
Noun
vlucht f (plural vluchten, diminutive vluchtje n)
- flight, act of route of flying
- a flock, a swarm (of flying birds)
- Een vlucht zwaluwen. - A swarm of swallows.
- escape, flight.
Derived terms
- chartervlucht
- duikvlucht
- dwarrelvlucht
- gipsvlucht
- glijvlucht
- langeafstandsvlucht
- lijnvlucht
- nachtvlucht
- oefenvlucht
- paraboolvlucht
- testvlucht
- tolvlucht
- vaandelvlucht
- verkenningsvlucht
- vluchten
- vluchtweg
- vogelvlucht
- wedvlucht
- zweefvlucht
Descendants
- Afrikaans: vlug
Etymology 2
See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
vlucht
- first-, second- and third-person singular present indicative of vluchten
- imperative of vluchten
Middle Dutch
Etymology
From Old Dutch *fluht, from Proto-West Germanic *fluhti.
Noun
vlucht f or m
- flight, escape
- flight, act of flying
- speed
- swarm (of birds)
Inflection
This noun needs an inflection-table template.
Derived terms
- vluchten
Descendants
- Dutch: vlucht
- Limburgish: vlöch
Further reading
- “vlucht”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
- Verwijs, E.; Verdam, J. (1885–1929), “vlucht”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN