stoottroep
Dutch
Etymology
Compound of stoten + troep, calque of German Stoßtrupp.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈstoː.trup/
Audio (file) - Hyphenation: stoot‧troep
Noun
stoottroep m or f (plural stoottroepen)
- (chiefly plural) shock troop
Descendants
- Afrikaans: stoottroep
- → West Frisian: stjittroep