popiejopie
Dutch
Etymology
Predates Popie Jopie, but barely attested in print before that term. Cf. the following nominal use:
- 1983 April 22, "De nieuwe student heeft geen tijd voor politiek", de Stem, page 2.
- „Een hoogleraar die de Popie Jopie uithangt, daar heb ik niks aan. […] ”
Pronunciation
- IPA(key): /ˌpoː.piˈjoː.pi/
Audio (file) - Hyphenation: po‧pie‧jo‧pie
Adjective
popiejopie (not comparable)
- (slang, derogatory, often in compounds) Trying excessively to come across as popular and ordinary.
- 2013, Margalith Kleijwegt & Max van Weezel, Op tv of roemloos ten onder, Balans.
- Boonman vond dat de politici last hadden gekregen van een popiejopie-mentaliteit.
- Boonman was of the opinion that politicians had contracted a mentality of trying too hard to be popular.
- Boonman vond dat de politici last hadden gekregen van een popiejopie-mentaliteit.
- 2013, Margalith Kleijwegt & Max van Weezel, Op tv of roemloos ten onder, Balans.
- (slang, derogatory, often in compounds) Related to ordinary people; plebeian, familiar, colloquial, vulgar, popular.
- 2016 April 1, "VVD stoort zich aan popiejopie-gedrag agenten op Facebook", Omroep Flevoland.
- De raadsfractie van de VVD stoort zich aan het popiejopie-gedrag van politie in Almere Buiten.
- The VVD municipal party is annoyed by overtly familiar behavior by police in Almere Buiten.
- De raadsfractie van de VVD stoort zich aan het popiejopie-gedrag van politie in Almere Buiten.
- 2016 April 1, "VVD stoort zich aan popiejopie-gedrag agenten op Facebook", Omroep Flevoland.
Related terms
- Popie Jopie