oppergod
Dutch
Etymology
From opper- (“highest, supreme”) + god (“god”).
Pronunciation
Audio (file)
Noun
oppergod m (plural oppergoden, diminutive oppergodje n)
- A chief god
- (figuratively) The highest authority, top dog, supreme champion etc.
- In zijn gloriejaren was Eddy Merckx de oppergod van de wielrennerij.
- In his heyday, Eddy Merckx was the ultimate master of cycling.
- In zijn gloriejaren was Eddy Merckx de oppergod van de wielrennerij.
Related terms
- afgod
- schutsgod