melkboerenhondenhaar

melkboerenhondenhaar

Dutch

Etymology

Compound of melkboer (“milkman”) +‎ -en- +‎ hond (“dog”) +‎ -en- +‎ haar (“hair”). Milkmen's dogs were often of unknown or mixed breeds.

Pronunciation

• IPA^(key): /mɛlk.buː.rə(n)ˈɦɔn.də(n)ˌɦaːr/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: melk‧boe‧ren‧hon‧den‧haar

Noun

melkboerenhondenhaar n (uncountable)

1. (derogatory) damaged and light, often yellowish, outgrowths of hair [from early 1880s]
   • 1883 July 5, Samanaca, "Het Persfeest", Algemeen Handelsblad (morning edition), No. 16711, page 2.

     De bediening geschiedde door middeneeuwsche Jan's of beter moderne schaffers in middeneeuwsche kleederdracht met pruiken van melkboerenhondenhaar en geverfde roode wangetjes.

     (please add an English translation of this quote)

Related terms

• melkboerenhond