mauwer

mauwer

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈmɑu̯.ər/
• Hyphenation: mau‧wer
• Rhymes: -ɑu̯ər

Etymology 1

From mauwen (“to meow”, variant of miauwen) +‎ -er.

Noun

mauwer m (plural mauwers, diminutive mauwertje n)

1. A meower, usually a cat.
   • 2000 March 1, Smurfje© (Petra), “Asielkat”, in nl.huisdier.algemeen, Usenet‎:

     Afijn, ik heb hier al zo'n zeur van een mauwer rond lopen, en een tweede hoef ik niet.

     (please add an English translation of this quote)

   • 2003 October 16, Aagje, “ben jij vanavond de Bob?”, in nl.humor, Usenet‎:

     Hij is de Bob en doet een kat na: Bob de Mauwer

     (please add an English translation of this quote)

   • 2003 December 20, anne, “Zucht”, in nl.huisdier.algemeen, Usenet‎:

     Mijn kat is eigenlijk meer een mauwer dan een krabber.

     (please add an English translation of this quote)

   • 2010 April 21, "Dier in het Vizier. Lieve bitch zoekt actief baasje", De Faam, Vol. 111, No. 16, page 4.

     Ik keek alleen maar recht voor me uit, naar zo'n mauwer in zijn hok voor me.

     I was only looking straight in front of me, to a meower in its cage in front of me.

Synonyms

• (meower): miauwer

Related terms

• miauwerik
• gemiauw

Noun

mauwer n (plural mauwers)

1. Dated form of malder.