lijn
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /lɛi̯n/
- Rhymes: -ɛi̯n
audio (file)
Etymology 1
From Middle Dutch līne, from Old Dutch *līna, from Proto-Germanic *līnǭ, ultimately from Proto-Indo-European *līno- (“flax”).
Noun
lijn f (plural lijnen, diminutive lijntje n)
- (geometry) line
- Synonym: streep
- rope, cable
- Synonyms: touw, draad, kabel
- route, line (of transport)
- Synonym: route
- (chess) file
- (usually diminutive, slang) line of drugs in powder form
Coordinate terms
- (drug dose): nakkie, nak, sleutelpunt
Derived terms
- buslijn
- kustlijn
- middellijn
- raaklijn
- richtlijn
- scheidingslijn
- spoorlijn
- telefoonlijn
- tramlijn
- lijnstuk
Etymology 2
See the etymology of the main entry.
Verb
lijn
- first-person singular present indicative of lijnen
- imperative of lijnen