inleveren

inleveren

Dutch

Pronunciation

• Audio

  (file)

Verb

inleveren

1. to turn in
2. to sacrifice, to compromise, to give up on

   We moeten wel inleveren, nu we minder werken.

   We need to sacrifice, now that we are working less.

Inflection

Inflection of inleveren (weak, separable)
infinitive	inleveren
past singular	leverde in
past participle	ingeleverd
infinitive	inleveren
gerund	inleveren n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	lever in	leverde in	inlever	inleverde
2nd person sing. (jij)	levert in	leverde in	inlevert	inleverde
2nd person sing. (u)	levert in	leverde in	inlevert	inleverde
2nd person sing. (gij)	levert in	leverde in	inlevert	inleverde
3rd person singular	levert in	leverde in	inlevert	inleverde
plural	leveren in	leverden in	inleveren	inleverden
subjunctive sing.1	levere in	leverde in	inlevere	inleverde
subjunctive plur.1	leveren in	leverden in	inleveren	inleverden
imperative sing.	lever in
imperative plur.1	levert in
participles	inleverend	ingeleverd
1) Archaic.

Anagrams

• leveren in, vernielen