genoot
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /ɣəˈnoːt/
- Hyphenation: ge‧noot
Etymology 1
From Middle Dutch genoot, from Old Dutch genōt, from Proto-Germanic *ganautaz. Cognate with German Genosse, Old English ġenēat, Icelandic -nautur.
Noun
genoot m (plural genoten, diminutive genootje n, feminine genote)
- companion
Usage notes
This word is rarely used on its own, but is common in compounds.
Derived terms
- bondgenoot
- echtgenoot
- genootschap
- huisgenoot
- landgenoot
- naamgenoot
- plaatsgenoot
- ploeggenoot
- reisgenoot
- scheepsgenoot
- speelgenoot
- stamgenoot
- tafelgenoot
- tijdgenoot
- volksgenoot
Verb
genoot
- singular past indicative of genieten